Massive Exposure en DigLin+

Share

“Most, perhaps as much as 95 percent, of the learning that takes place in our day-to-day lives operates implicitly – no explicit instruction was available or necessary.”

(uit “Ungifted: Intelligence Redefined” van Scott  Barry Kaufman)

Waarom weten we dat we “dit huis” en “dat huis”  horen te zeggen en dat “deze huis” en “die huis” fout zijn? We hebben dit impliciet geleerd omdat Nederlands onze moedertaal is. We hebben dat zo vaak gehoord dat we “voelen” wat klopt en niet klopt. Deze combinaties zijn als één geheel in ons langetermijngeheugen opgeslagen. Er is wel een expliciete regel maar de meeste Nederlanders zullen die niet kennen.

Toen ik 11 was kwam er in ons dorp een Canadees gezin wonen met twee jongens. De oudste werd mijn vriend. Binnen een jaar waren ze helaas weer weg maar in dat jaar heb ik zoveel Engels gehoord (Massive Exposure) en geprobeerd te spreken dat ik in het vervolg dat “voelen” of iets klopt of niet in het Engels meegekregen heb. Engels was op de middelbare school voor mij een makkie. Behalve als we toetsen grammatica kregen. Ik had geen flauw idee waarom iets goed was of niet.

Kaufman en ook anderen (Squire & Knowlton 1995) gaan er van uit dat er sprake is van twee “kennissystemen”. Een expliciet en een impliciet systeem. Bij het expliciete systeem is er sprake van leren als een bewust proces. De leerder weet dat hij aan het leren is. En in dat expliciete systeem is er een correlatie met leeftijd en IQ. Dat betekent dat bij bijvoorbeeld expliciete instructie het afhangt van het IQ van de leerder (en de leeftijd) of er iets geleerd wordt.

Bij het impliciete systeem is er geen sprake van een bewust proces. Leren is hier onbewust of onbedoeld. Interessant is dat bij dat impliciete systeem er geen correlatie is met leeftijd en IQ. Het maakt dus niet uit hoe hoog je IQ is. Onze hersenen zijn heel goed in staat om patronen te ontdekken uit informatie die tot ons komt en daar van te leren. Bovendien is de kennis opgedaan met expliciet leren veel minder duurzaam dan de kennis opgedaan met impliciet leren. Wat we impliciet geleerd hebben blijft veel beter hangen dan wat we expliciet hebben geleerd.

Het onderscheidend aspect van deze systemen lijkt te zijn of leren bewust gebeurt of niet. Dat betekent dat op het eerste gezicht alles wat op een school gebeurt ook expliciet leren is. Je bent je er van bewust dat je op een school zit en dat het daar de bedoeling is dat je leert.

Bij het impliciet leren van een taal, bijvoorbeeld de moedertaal door een kind, is sprake van massive exposure. Leerders worden gedurende jaren geconfronteerd met allerlei taaluitingen en dat in zulke hoeveelheden dat dat leidt tot leren. Onze hersenen herkennen patronen uit deze massive exposure. Massive exposure is ongestuurd, toevallig, er is geen sprake van “design”. Bovendien hoort bij impliciet leren inductie. Vanuit voorbeelden wordt kennis opgedaan. Vanuit voorbeelden wordt kennis afgeleid. De leerder zelf heeft slechts zeer beperkte invloed op deze massive exposure.

Bij expliciet leren is logischerwijs sprake van vormen van design. Bij expliciet leren is in veel gevallen sprake van deductie (al hoeft dat niet). Vanuit regels wordt kennis opgedaan. Kennis wordt ontvangen i.p.v. afgeleid van voorbeelden. Dat betekent dat er vanuit de regel als het ware gerekend moet worden om tot een goede uitkomst (bijvoorbeeld een zin of een werkwoordsvorm) te komen. Deze expliciete kennis is in veel gevallen niet echt bruikbaar. Je hebt bij spontane taaluitingen geen tijd om je de “regel” te bedenken voor het maken van een zin en aan de hand daarvan zinnen te construeren. Deze expliciete kennis zal moeten leiden tot impliciete kennis, kennis die geautomatiseerd is en die intuïtief gebruikt kan worden om effectief te communiceren.

Zo bezien zijn het twee systemen waarvan de ene zich afspeelt in scholen en de andere buiten het onderwijs zelf. En zeker als het gaat over het leren van een vreemde taal. Het lijkt op het eerste gezicht onmogelijk om in schoolsituaties gebruik te maken van massive exposure. Hoe kunnen we er immers voor zorgen dat er in lessituaties zoveel input is dat impliciet leren kan ontstaan?

En daar haakt het.

In het project DigLin waar in de pilot getest is met studenten leken de twee systemen in elkaar over te vloeien. Natuurlijk was hier op het eerste gezicht sprake van expliciet leren. Het materiaal was gebouwd om leerders in eerste instantie de klank-tekenkoppeling aan te leren. Het materiaal was bedoeld om leerders te laten leren. En dat wisten de leerders ook. Ze waren zich bewust van dat leren. Toch zaten in dat expliciete leren allerlei impliciete elementen. Er was bijvoorbeeld geen sprake van expliciete instructie. En naast de expliciete doelen werd er nog veel meer geleerd. Leerders leerden ook met de computer omgaan. Ze leerden om te slepen en te klikken. Ze leerden ook woordenschat. In dat eerste materiaal zaten 300 woorden en foto’s van die woorden. Ook dat werd impliciet aangeleerd. Bovendien ontstond er impliciet ook denken over leren. Leerders gaven aan dat de oefening “luister en typ”  heel erg vervelend was maar ook heel erg belangrijk voor hun leren. Er zijn door ons als “designers” ook veel patronen ingeweven op een dusdanige manier dat het voor het brein eenvoudiger was om daaruit impliciet kennis op te doen.

Bovendien zagen we iets wat sterk leek op “massive exposure”. Het aantal keren dat leerders acties ondernamen en woorden (in totaal 300) of klanken hoorden (in totaal 39), foto’s van die woorden zagen (300) was indrukwekkend. Een van de Nederlandse leerders werkte in totaal 39,5 uur met het materiaal en deze leerder kwam tot 51.000 acties (acties ondernomen door de leerder en feedback van het systeem). Acties waren het horen van woorden, het horen van klanken, het zien van foto’s, het slepen van letters naar de bijbehorende klank, het slepen van woorden naar de bijbehorende foto/klank etc. En dat altijd in combinaties van beeld, geluid en schrift. Woorden die werden beluisterd waren vaak ook in geschreven vorm te zien en het was mogelijk om daar een foto van te bekijken. Het was dus geen ruwe massive exposure maar iets wat we Designed Massive Exposure zouden kunnen noemen. Bovendien is het designed massive exposure die een leerder zelf op kan roepen. Hij kan zelf invloed uitoefenen op deze vorm van massive exposure. Zonder zijn acties gebeurt er niets.

Die designed massive exposure is in Diglin+ alleen maar groter geworden. In DigLin+ zitten tot nu toe 1075 unieke oefeningen of bronnen. Daar hangen 10.000 geluidsbestanden onder (woorden, klanken, zinnen, teksten) en zo’n 3000 afbeeldingen. Dat moet volgens ons een groot effect hebben op leren. Een effect dat veel meer hoort bij impliciet leren dan bij expliciet leren.

Jan Deutekom / Ineke van de Craats

 

 

(Visited 873 times, 1 visits today)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*