“Hoe kan ik als docent mijn lessen vanaf 1-7-2021 anders aanpakken, zodat ik mijn lager opgeleide cursisten zo veel mogelijk naar B1 kan krijgen”
Binnenkort ga ik naar een bijeenkomst waarin dit de centrale vraag is. En ik mag een pitch geven van 2 minuten. En dat is natuurlijk veel te kort. Daarom heb ik maar bedacht om ook een serie blogs aan dit onderwerp te besteden. De vraag is te ingewikkeld om dat in twee minuten goed voor het voetlicht te krijgen. Het onderwijs is een gecompliceerde machine is met allerlei knopjes waar je aan kunt draaien. En al die knopjes hebben invloed op elkaar.
Op weg naar optimisme
Eerst maar eens iets wat ik rond 2008 opgeschreven heb. Soms moet je dingen afstoffen.
“Cursisten zullen nooit beter presteren dan dat de docent van ze verwacht.”
Het is natuurlijk een beetje provocerend en “nooit” is een beetje overdreven. Er zullen cursisten zijn waar we weinig van verwachten en die er toch in slagen te floreren. Maar dat zijn echt de uitzonderingen. Onze cursisten hebben docenten nodig die er van overtuigd zijn dat het doel te halen is. Rosenthal heeft overtuigend laten zien dat wat docenten geloven over hun cursisten sterk de neiging heeft realiteit te worden. (Rosenthal, R, and L. Jacobsen. Pygmalion in the classroom: teacher expectation and pupils’ intellectual development. New York: Holt, Rinehart and Winston, 1968.)
In 1999 zegt Robert Rosenthal, na jaren onderzoek over verwachtingen van docenten, in een interview het volgende:
“Superb teachers can teach the “unteachable”; we know that. So, what I think this research shows is that there’s a moral obligation for a teacher: if the teacher knows that certain students can’t learn, that teacher should get out of that classroom. (Rhem, James. “Pygmalion in the classroom” NTLF 8 (2): 1-4)
En daarin zit een kern. Mijn eerste punt zou zijn:
We moeten leren te gaan geloven dat B1 kan. Er moet optimisme in leren gaan ontstaan.
En natuurlijk is deze ingewikkeld. Want de meeste docenten hebben bewust of onbewust ideeën over wat hun cursisten kunnen en wat ze niet kunnen. En deze ideeën hebben invloed op hoe we ons gedragen naar cursisten. Ik hoor ze vaak terug in uitspraken zoals deze:
We gaan natuurlijk geen “onmogelijke” dingen vragen van cursisten.
Er moeten wel succeservaringen ontstaan.
We moeten wel realistisch zijn.
Onder deze uitspraken zit een haast onverwoestbaar geloof dat wij in kunnen schatten wat cursisten kunnen en wat dus realistisch is. Ik denk eerlijk gezegd dat we geen flauw idee hebben. En ik denk dat het voor onze cursisten veel beter is als we ons realiseren dat we geen flauw idee hebben.
De opdracht voor docenten is niet om geen les te geven als we er niet in geloven. De opdracht is om te werken aan ons vertrouwen in leerbaarheid. De opdracht is om lef te laten zien en met cursisten dingen te doen die fout kunnen gaan. Als het niet fout kan gaan wordt er te weinig geleerd. We moeten het samen met de cursisten aangaan. We moeten ons “realisme” dat vaak ontaardt in voorzichtigheid laten varen. Er is volgens mij maar één conclusie: