2. Hoe komen we naar B1? – Input

Share

“Hoe kan ik als docent mijn lessen vanaf 1-7-2021 anders aanpakken, zodat ik mijn lager opgeleide cursisten zo veel mogelijk naar B1 kan krijgen”

Binnenkort ga ik naar een bijeenkomst waarin dit de centrale vraag is. En ik mag een pitch geven van 2 minuten. En dat is natuurlijk veel te kort. Daarom heb ik maar bedacht om ook een serie blogs aan dit onderwerp te besteden. De vraag is te ingewikkeld om dat in twee minuten goed voor het voetlicht te krijgen. Het onderwijs is een gecompliceerde machine is met allerlei knopjes waar je aan kunt draaien. En al die knopjes hebben invloed op elkaar.

Meer en kwalitatief hoogwaardige input

  • ††††††††Meer

Bij het gebruik van Diglin+ (een digitale leeromgeving voor taalverwerving) blijkt dat de gemiddelde leerder ongeveer 10 keer per maand inlogt en dan gemiddeld ongeveer een half uur met het materiaal werkt. Dat is dus ongeveer 5 uur per maand! En ik denk dat die uren vooral gemaakt worden in klassen en niet thuis.

Natuurlijk is dat voor cursisten niet hun enige input. Onze cursisten leven tenslotte in Nederland en ze volgen lessen. Maar toch valt het me tegen. Hier zitten volgens mij mogelijkheden. Ik denk zelf dat we bij het gebruik van Diglin+ zouden moeten streven naar cursisten die er minimaal 5 uur per week mee werken. Dat zou een enorme impuls betekenen voor het leren.

Toen we begonnen met Diglin+ en het nog voornamelijk door analfabete cursisten gebruikt werd ons nog wel gevraagd of werken met computers niet te hoog gegrepen was voor analfabeten. Ervaringen in klassen hebben ondertussen wel aangetoond dat juist analfabeten en cursisten met weinig schoolervaring baat hebben bij computers. De Corona epidemie heeft ondertussen ook bewezen dat er nog veel meer mogelijk is. Er zijn docenten die online lessen geven aan analfabeten en ook blijken deze cursisten in staat in te loggen in Diglin+ en digitale middelen als WhatsApp te gebruiken.

In een eerdere blog – over routine en leren – heb ik al eens uitgeweid over het inbouwen van leren in het leven. Leren van een taal moet in het leven ingebouwd worden. En dat zijn niet alleen de lessen maar ook buiten de school. In die blog, waar het onder andere ging over wat excellente leerders nou eigenlijk doen, stond dit:

Maar wat ik me steeds meer realiseer is dat deze presteerders iets hebben ingebouwd in hun leven waardoor ze die uren kunnen maken. Het is een routine geworden. Een routine die er voor zorgt dat het raar voelt als je een dag overslaat.

Ik heb het vermoeden dat er bij Pablo Casals en Vladimir Horowitz wel sprake was van een routine. Ik denk dat zij niet elke dag zich hebben afgevraagd of ze zouden gaan oefenen of niet. Het moet een integraal onderdeel geworden zijn van hun leven. Het is een routine geworden.

Als we er samen met cursisten in slagen leren tot een routine te maken in hun leven dan wordt de kans aanmerkelijk groter dat we B1 gaan halen. Meer effectieve uren besteden aan taalverwerving is mogelijk en nodig.

  • Kwalitatief hoogwaardige input

Input moet volgens Krashen “comprehensible’ zijn. Het moet te begrijpen zijn voor de leerder. Om te leren moet de leerder geconfronteerd worden met taal die iets boven zijn niveau zit (i+1). Hetzelfde niveau zorgt er voor dat de leerder niets bijleert en een te hoog niveau zorgt er voor dat het een leerder frustreert.

Dat heeft nogal wat consequenties. Het betekent dat we heel nauwkeurig moeten zijn met input. Er is bij i+1 geschikte input en ongeschikte. En dat lijkt de regie naar de docent te duwen. Die lijkt er voor te moeten zorgen dat de cursist geschikte input krijgt. En zeker bij heterogene klassen lijkt het haast onmogelijk om iedereen het juiste te geven. Het lijkt ons ook te duwen naar een door experts verantwoorde lineaire volgorde.

i+1 is in zekere zin een concept uit een voorgaande periode. Het komt uit de wereld van papier. Tegenwoordig kunnen we zoveel ondersteuning toevoegen dat een cursist veel moeilijkere input kan (gaan) begrijpen. Bovendien kan die ondersteuning waar nodig opgeroepen worden. De cursist roept dus op wat hij nodig heeft. Hij kan in het voorbeeld hieronder elk woord beluisteren, van elk woord dat groen is een foto bekijken en hij kan de hele tekst beluisteren. De cursist zit aan het stuur! Sprongen maken in niveau wordt zo veel beter mogelijk.

Zie in deze film (vanaf 5:14) hoe i+1 ook i+3 kan worden

We weten ondertussen uit de eerste onderzoeken iets over de hoeveelheid interacties die cursisten met het materiaal aangaan. In de beginfase in 2015 (toen het materiaal nog heel beperkt was) bleken cursisten heel veel input te krijgen. Of dat eigenlijk zelf te organiseren. Het aantal keren dat leerders acties ondernamen en woorden (toen in totaal 300) of klanken hoorden (in totaal 39), foto’s van die woorden zagen (toen 300) was indrukwekkend. Een van de leerders werkte in totaal 39,5 uur met het materiaal en deze leerder kwam tot 51.000 acties (acties ondernomen door de leerder en feedback van het systeem). Acties waren het horen van woorden, het horen van klanken, het zien van foto’s, het slepen van letters naar de bijbehorende klank, het slepen van woorden naar de bijbehorende foto/klank etc. En dat altijd in combinaties van beeld, geluid en schrift. Woorden die werden beluisterd waren vaak ook in geschreven vorm te zien en het was mogelijk om daar een foto van te bekijken. Het was dus geen ruwe input. Het was door de leerder zelf opgeroepen input. En wij hebben sterk de indruk dat die input gebruikt werd als het op de grens zat van kunnen en niet kunnen. Als een cursist nog geen idee heeft van het begrip “boer” dan wordt de foto opgeroepen en het woord “boer” afgespeeld.

Meer uren besteden aan taalverwerving door leren als een routine in te bouwen in het leven en daarbij gebruik maken van hoogwaardige input zal cursisten sneller naar B1 brengen. Een laptop voor elke cursist lijkt daarbij een voorwaarde.

(Visited 459 times, 1 visits today)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*