Jongetje, 12 jaar. Hij heeft problemen met rekentafels. Hij moet bij allerlei sommen echt rekenen. De tafels zijn niet echt geautomatiseerd.
Dat had al lang gebeurd moeten zijn. Er hangt al een zweem van discalculie rond hem.
Op ons leerbedrijf is deze oefening gebouwd:
Alle tafels komen langs. Het programma telt keurig de fouten en houdt bij hoe lang je er over doet. Het record staat nu op 4 minuten en 37 seconden met 0 fouten. Gehaald door een fanatieke collega…
Het jongetje deed er de eerste keer 15 minuten over. Met flink wat fouten. En met niet zo heel veel focus. Hij had er niet echt veel zin in. Hij kreeg de uitdaging om het binnen twee weken binnen 8 minuten te doen. Misschien had hij ook wel het idee dat het niet veel beter zou worden en dat dit zijn plafond was.
Een paar weken later, vrijdagochtend. Ik krijg een appje. Hij scoort 7:43 met 6 fouten. De collega’s om me heen en de paar studenten die hier al zitten gaan meedoen. Het valt tegen. De eerste keer kost het moeite om de score van het jongetje te evenaren. We appen hem de resultaten terug. Uiteindelijk is er slechts één collega die sneller is. Dan komt er nog een appje binnen van het jongetje: 6:49 met 4 fouten. En zijn moeder vertelt dat het jongetje staat te springen van enthousiasme.
Ergens tussendoor hebben we gekeken met welke getallen hij problemen had: 32, 54, 56, 63, 64. En vreemd genoeg heeft bijna iedereen die dit programma probeert daar moeite mee. Welke som hoort ook al weer bij 56? Op die getallen het jongetje geoefend. En uiteindelijk leidde dat 6:49 en 4 fouten. Deliberate practice in optima forma. Analyseren waar je niet goed in bent en precies daar heel bewust op oefenen.
We laten ondertussen haast iedereen die hier komt deze oefening doen en het is verrassend wat er gebeurt.
Vrijwel iedereen die het probeert vertelt dat er een extra stukje spanning ontstaat. Een soort extra focus. Volgens mij ook omdat anderen weten dat je er mee bezig bent en dat er een klok meeloopt. Er ontstaat een stukje competitie. Je wilt heel graag zo min mogelijk fouten maken in een zo kort mogelijke tijd. Ik heb een collega horen vloeken.
Je hersenen proberen bovendien een strategie te vinden waardoor je dit zo snel mogelijk gaat doen. Eerst de makkelijkste sommen (1×9 ipv 3×3) en zoveel mogelijk vakjes vlak bij elkaar zodat het grote vlak steeds overzichtelijker wordt. Of dat je bij boven de 50 rechtsonder moet zijn en onder de 50 linksboven. En dat gaat onbewust. Pas als je er naar vraagt komen dit soort strategietjes boven tafel.
Een paar weken later zit ik op een congres over alfabetisering en leren. Ik vertel dit verhaal aan een Duitse wetenschapper. Ze begint om een uur of half vijf aan het programma. Het eerste resultaat: 11:43 minuten en 5 fouten. 1,5 uur later heeft ze dat teruggebracht naar 6:07 en 3 fouten. Ze heeft de oefening in totaal 5 keer gedaan. Ze is dus ruim een half uur aan het trainen geweest. Haar “probleemgetallen” zijn 32, 54, 56, 63, 64. Een paar dagen later stuurt ze nog een uitslag. Ze kan het niet loslaten. Ze weet dat het in 4,5 minuut kan en ze wil dat ook halen.
Automatiseren van tafels is niet leuk. Het kan een enorme opgave zijn. Maar het kan. Het jongetje heeft, doordat hij steeds iets sneller en beter werd, gezien dat er geen plafond was. En bovendien zorgde dat er voor dat hij de uren maakte die nodig waren om de rekentafels te automatiseren. Het gaat meer om uitdaging en deliberate practice. Snelle feedback waardoor je heel effectief kan trainen en zorgen dat je als cursist je progressie kunt zien en bijhouden.
Ondertussen is de Duitse wetenschapper weer een stukje verder. Ze heeft het record te pakken. 4:21 met 0 fouten…
En ondertussen staat het record op 2:02 met 0 fouten. Een fanatieke dochter van een collega…
En we zijn weer een stukje verder. 1.59. met 0 fouten. Collega Andries kon het niet laten. Hij denkt dat hij het iets van 300 keer gedaan heeft! Dat had hij nooit op papier gedaan. Er is ondertussen ook gedetailleerde feedback ingebouwd waardoor het mogelijk is na te gaan met welke getallen / sommen je moeite hebt.