zondag 14 februari 2010
Ik heb Ingrid Paul, de schaatscoach, wel eens horen zeggen dat de kern van haar werk is om schaatsers dingen te laten doen waarvan ze zelf denken dat ze het niet kunnen. Eigenlijk zegt Wilfred hetzelfde. Wilfred is docent en werkt met de Sprint² aanpak. Hier zijn ervaring met Sprint².
Ongeveer 5 jaar geleden zijn we begonnen de Sprint² aanpak te gaan gebruiken binnen Alfabetiseringsgroepen. Het begin was lastig. Want wat stel je als verwachting aan iemand die niet kan lezen en schrijven en ook de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerst.
Op een ochtend sprak ik een man van 54 jaar oud die er erg bedroefd uitzag. Hij vertelde mij dat hij de dag daarvoor voor de zoveelste keer bij het postkantoor was geweest om iets op te halen. Er was op dat moment niemand die hem kon helpen want er moest iets ingevuld worden en hij kon zijn naam en adres niet schrijven. Ik vroeg hem hoe hij dat normaal deed. Hij belde meestal een vriend maar die was niet bereikbaar.
Zonder dat ik er over nadacht zei ik tegen hem dat hij over een maand zijn eigen naam en adres kon schrijven en ik geloofde het zelf ook echt. Hij zei gelijk dat hij dat niet kon. Hij was nog nooit naar school geweest en hij kon niet lezen en schrijven.
Ik zei: “Niets mee te maken wil je er voor gaan of niet?” Hij geloofde mij niet maar wilde er wel voor gaan. We begonnen met daar ter plekke op een A4tje zijn naam en adres op te schrijven en ik zei tegen hem “Vandaag schrijf je dat A4tje vol maakt niet uit hoe je het doet alles mag, overschrijven, anderen om hulp vragen, wat je maar wilt. Als je het maar wel zelf doet.”
Elke week kon hij meer schrijven totdat hij de derde week zijn eigen naam uit zijn hoofd kon schrijven. En na vijf weken kon hij foutloos zijn naam en adres schrijven. Nadat hij zelf begon te merken dat hij beter werd ging hij ook veel meer thuis oefenen. Hij heeft het gepresenteerd aan de rest van de groep en we hebben het gevierd met koffie en taart. En vanaf dat moment wist ik dat bijna alles mogelijk was totdat het tegendeel bewezen is.
Natuurlijk zijn er momenten dat het niet gaat, dat de cursisten niet aan de hoge verwachtingen kunnen voldoen. Of mijn verwachting was dan te hoog, of de cursist durfde geen hulp te vragen of vergat hulp te vragen, of er waren te weinig bronnen.
Belangrijke aspecten zijn steeds;
– Het groepsproces (als de buurman het kan leren moet ik het ook kunnen leren).
– Verwachtingen uitspreken waar jij als docent zelf in gelooft en een tijdstip afspreken wanneer cursisten dat kunnen en gaan presenteren.
– Elke presentatie serieus bekijken en vieren dat er gepresenteerd is en reflecteren over hoe het gegaan is zodat ze de volgende keer niet vastlopen op dezelfde dingen.
– Maak hetgeen cursisten moeten of willen leren betekenisvol. Zorg dat ze wat ze leren ook meteen kunnen gebruiken en gaan gebruiken.
– Zorg dat cursisten elkaar gebruiken als bron en dat ze gaan samenwerken. Jij bent als docent de laatste bron die ze eventueel kunnen gebruiken. Eerst moeten ze het met bronnen/medecursisten geprobeerd hebben.
– Een belangrijke voorwaarde om met Sprint te werken is dat er voldoende en toegankelijke bronnen aanwezig zijn zodat cursisten niet afhankelijk zijn of worden van de docent.
– Jij bent als docent degene die gelegenheid biedt aan de cursist om te kunnen leren. De rest moet de cursist zelf doen.
Ik vraag de cursist ook altijd: Wat kom je hier doen?
Wilfred van Binsbergen