Succes is not the result of spontaneous combustion. You must first set yourself on fire.

donderdag 3 maart 2011

De toekomst is ongewis. We hebben nauwelijks een idee hoe de wereld er over 5 jaar uitziet. Als er een constante te ontdekken is, is dat een continue carrot-stick-approachverandering. We leiden cursisten op voor een samenleving die we niet kennen en voor banen die nu nog niet bestaan. De meest gevraagde banen in 2010 bestonden nog niet in 2004. We leiden cursisten op die technologieën gaan gebruiken die nog niet uitgevonden zijn. We leiden cursisten op die straks problemen moeten oplossen die we nu nog niet kennen.

De OESO geeft aan dat deze kenniseconomie, met snel veranderende omstandigheden, wordt gekenmerkt door de behoefte aan onafgebroken leren. De toegang tot informatie wordt steeds gemakkelijker en goedkoper. Essentieel wordt dan de vaardigheid om informatie te selecteren, toe te passen, patronen in informatie te herkennen en interpreteren en het ontcijferen van informatie.

Dat was in feite de taak van de docent. Een docent is traditioneel bezig informatie te verwerken en in hapklare brokken aan te bieden aan cursisten. Als het onderwijs het als zijn taak ziet om cursisten af te leveren met de kennis die nodig is voor de start van een loopbaan en de vaardigheden en houding die nodig zijn voor een hele loopbaan dan zal er een omslag nodig zijn. Die vaardigheden en houding moeten een cursist de mogelijkheid geven zich zelfstandig te blijven ontwikkelen.

Het verwerken van informatie (het werken met bronnen) zal dan de praktijk van het onderwijs moeten worden en niet het verwerken van door een docent klaargezette hapklare brokken.

Ontwikkelingen in bedrijven en management gaan meer en meer in de richting van zelfsturing van de medewerker (het nieuwe werken, managen op basis van vertrouwen, resultaatverantwoordelijke teams, het Rijnlandse model). Deels is dat ingegeven door de snelle veranderingen en ontwikkelingen. Waar het in de vorige eeuw nog mogelijk was om als manager precies te weten wat er op de werkvloer speelt en hoe het in het primaire proces reilt en zeilt is dat nu door de snelle ontwikkelingen bijna onmogelijk geworden. De baas als grote kenner en expert van het primaire proces is in veel bedrijfstakken niet meer de realiteit. Op de werkvloer zelf zit de expertise en die expertise is een dynamisch geheel geworden die zich continue ontwikkelt.

In zo’n realiteit is ander gedrag nodig. Daar zijn medewerkers nodig die niet continue gecontroleerd moeten worden door een ouderwetse baas. Medewerkers zullen meer en meer werken aan een duidelijk geformuleerd einddoel waarbij de route daar naartoe niet meer vast omschreven is. Een medewerker zal zelf de concentratie en discipline op moeten brengen om zijn taak te volbrengen. Zo’n medewerker kan zelf de kwaliteit van zijn werk bewaken en heeft daar geen manager voor nodig. Zo’n medewerker zal zelf aangeven wanneer zijn klus af is en vragen om de volgende klus. Zo’n medewerker komt zelf met voorstellen om de kwaliteit van zijn werk te verbeteren. Als zo’n medewerker vastloopt gaat hij even doorprutsen en zal dan in actie komen en vragen gaan stellen, bronnen gaan zoeken om zijn probleem op te lossen. Zo’n medewerker communiceert actief met de rest van het team. Succes is not the result of spontaneous combustion. You must first set yourself on fire.

Intrinsieke motivatie is in zo’n situatie van groot belang. Een intrinsiek gemotiveerde medewerker heeft geen ouderwetse baas nodig. Er is steeds meer bekend over het ontstaan van intrinsieke motivatie. Daarvoor is het nodig dat een medewerker het gevoel heeft mee te werken aan een groter geheel, aan iets dat groter is dan hemzelf. Het is nodig dat er een zekere autonomie is waarin de medewerker de mogelijkheid heeft zelf keuzes en afwegingen te maken om aan het geformuleerde doel te kunnen voldoen. En een medewerker moet het gevoel hebben ergens steeds beter in te worden.

Lees meer

kiezen en beleving en Cheers

woensdag 23 februari 2011

choose-direction

Kiezen. Merkwaardig fenomeen. Ik heb in mijn leven veel keuzes gemaakt waarvan ik de gevolgen nauwelijks kon overzien. Is ook een beetje onzin natuurlijk. Alsof er een weg is die uitgestippeld kan worden. “Life is what happens to you while you’re busy making other plans.”

Ooit koos ik er voor om naar een lerarenopleiding te gaan. Niet echt een bewuste keuze. Ik heb nooit als klein jongetje gedacht dat ik leraar wilde worden. In de tijd dat ik examen deed, zat de arbeidsmarkt niet echt te wachten op mij met mijn havo diploma. Dus wat dan? Ik had geen idee wat ik wilde worden. Ik vond geschiedenis wel leuk. Daar kon je iets mee op een lerarenopleiding. Dus dan maar inschrijven. Daar bleek dat je een tweede vak moest kiezen. Dan maar maatschappijleer. Was tenslotte ook een beetje geschiedenisachtig. Ik begon met de opleiding met de vaste overtuiging dat ik nooit het onderwijs in wilde. Dat leek me zo’n beetje de meest vervelende baan die ik me kon voorstellen. Er toch in terechtgekomen uiteindelijk. Maar goed, Dat is een heel ander verhaal.

Ik kom nu ook veel cursisten tegen die geen flauw idee (meer) hebben wat ze willen worden. Vaak zijn ze gestrand op een opleiding. Ze komen bij ons leerbedrijf snuffelstages lopen. En voornamelijk bij ons omdat ze meteen kunnen starten met hun stage. Dat is in de beroepsopleiding soms een probleem.

Ze worden bij ons geconfronteerd met ICT werk. Werken met beeld, geluid, flash, ontwerpen van websites en websites bouwen. Voor deze cursisten is dat niet een bewuste keus.

Tot mijn grote verbazing blijft 80 a 90% van deze cursisten hangen in de ICT. Ze gaan bijna allemaal door naar de ICT opleiding. Waarom?

Ik weet waarom ik door ging met die lerarenopleiding. Het was leuk om er naar toe te gaan, gezellig, boeiend. Ik leerde er wat. En dus bleef ik hangen. Net zoals deze cursisten blijven hangen.

Veel van die cursisten die bij ons een snuffelstage lopen zijn gestrand op een beroepsopleiding. Dat is trouwens een enorme groep. In 2009 waren er ruim 42000 voortijdige schoolverlaters in Nederland. En als ik aan cursisten vraag waarom ze gestopt zijn met hun opleiding zeggen ze dat er niets aan was. En dat wordt dan vertaald als een verkeerde keuze. Het vak paste uiteindelijk niet bij de cursist.

Ik geloof er geen klap van.

De oplossing voor dit probleem? Meer en meer investeren in het keuzeproces, meer en meer energie in oriëntatie. Ik ben niet tegen keuzeprocessen en een goede oriëntatie. Maar gaat dat helpen? Ik heb mijn twijfels.

Ik weet bijna zeker dat wij er voor kunnen zorgen dat geen enkele cursist die bij ons een snuffelstage loopt kiest voor de ICT. Het lijkt er op dat we er ook voor kunnen zorgen dat bijna iedereen kiest voor ICT.

Ik denk niet dat er heel veel cursisten zijn die al van jongs af aan wisten wat ze wilden worden en die al een passie hebben voor het vak. Voor de meeste cursisten is een bewust keuzeproces waarbij we uiteindelijk precies op de juiste plek terechtkomen een illusie. Ik geloof dat de grove keuze van de meeste cursisten wel klopt. En als ze dan op een opleiding terechtkomen waar het leuk is, boeiend en gezellig is en waar ze wat leren dan blijven ze hangen. En dan kunnen het geweldige vakmensen worden en gaandeweg passie vinden. Is mij ook gebeurd trouwens. Soms zal de oorzaak van het uitvallen op een opleiding te maken hebben met een verkeerde keuze. Ik denk dat er veel vaker iets heel anders aan de hand is. Het gaat veel meer om beleving.

Cheers. Dat liedje zingt tegenwoordig steeds vaker door mijn hoofd. Sometimes you wanna go where everybody knows your name. And they’re always glad you came… You wanne be where everybody knows your name.

Lees meer

Sprint² in de Delken&Boot praktijk

Zondag 13 februari 2011

245c69f

Regelmatig geven wij, Ellis Delken en Emmeke Boot ( Delken&Boot) voorlichting aan docenten over de Sprintmethodiek. Dat gebeurt bij instellingen op de werkvloer, maar Delken&Boot traint zo nu en dan ook haar eigen docentenclub (12). Onlangs nog in november 2010 ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van ons taalprojectenbureau. En in januari 2011 bij het in gebruik nemen van een digitale e-coachingsmodule van D&B, waarin alle gegevens van cursisten worden verwerkt en coördinatoren, docenten en cursisten met elkaar kunnen communiceren.

Als er dus iets te leren valt, doen we dat op z’n Sprints. En steeds weer merken we dat het werkt. De opdracht (verwachting) die wij aan mensen geven, moet helder gesteld zijn. Er wordt een tijdslimiet gegeven en verwezen naar bronnen. In het geval van de docententraining was dat o.a. het boekje en de bronnen van FC Sprint². Bij het leren werken in de digitale module gaven we een handleiding bij drie simpele verwachtingen. Ondanks dat er een professional rondliep, leidde de werkvorm Sprint² ertoe dat docenten eerst gingen zoeken, daarna vragen aan elkaar stelden en pas wanneer men er helemaal niet uitkwam, werd de professional geraadpleegd.

Het mooie aan Sprint² is dat er echt wordt geleerd. Door zelf te zoeken en fouten te maken en door directe feedback, leer je. Een succesje is een echte overwinning. Regelmatig klonken er oh’s en ah’s tijdens het presenteren van het geleerde. Waardering stimuleert.

Bij beide sessies vloog de tijd, waren mensen geïnspireerd en kon men iets van het geleerde in praktijk brengen. Wat willen we nog meer?

Zo nu en dan gaan wij verwachtingsvol een dagje naar Jan Deutekom in Leeuwarden om altijd geïnspireerd terug te komen.

Lees meer

Building learning experiences and building motivation

dinsdag 25 januari 2011

I know I will make a few mistakes here. This is not my first language. On the other hand, learning is all about making mistakes.

I work at a school in the Netherlands. And I try to organize learning experiences in a slightly different way than I used to when I started. I would like to share what we are trying to do. First a link about motivation. And this in itself is an example of multiliteracies I guess.

So if you make sure a student has autonomy (the road to a given goal is free), if he is working on/for something bigger than himself and if he gets the idea he is getting better and better you build on his motivation.

We try to work on learning experiences that do just that.

In a part of our school foreigners can learn our local language, which is Dutch. For about 5 years now we have a department where students from our IT department are building programs for educational purpose. By making these programs they learn how to work with all kinds of programs and how to make multimedia programs. They work on all kinds of programs beside the programs to learn Dutch. And we notice that these kids love building programs for others. They get motivated by building stuff for others.

We also ask the teachers to send us work made by their students. We transform their work into programs so that other students can use them to learn Dutch. They notice the same effect. Their students get motivated too by making stuff other students can learn from. About half a year ago there was a student who was only four weeks studying Dutch when she came up with this. She wrote a song in Dutch and sang it and recorded it. This is what we made of it.

She did a great job. But many other students worked on this. Over the years we developed this template and in building and perfecting this template many students worked on this. There were students figuring out how to print the lyricks, figuring how to push on buttons to make something appear, students who made photo’s, who found CC photo’s. Students who learned to work with photoshop working on the photo’s. And learning how to work with sound.

And we learned. We learned what works and what doesn’t. How to built programs that help students to learn.

And by building these programs (for Dutch we have more than a thousand like these) we give the students much more autonomy to learn Dutch. And by now about 350 students worked with this particular source.

Also working with these programs themselves give a student autonomy. These programs are build to make sure the student is in charge. They can choose to listen first, or to read first, or to read and listen at the same time, to click on words to see what words mean.

Right now several schools work with these resources. Built by students for students.

Daniel Pink has got a point. An important point for educators.

Lees meer

Het onderwijs zou veel meer moeten gaan over serendipiteit.

woensdag 5 januari 2011

Wikipedia zegt dat serendipiteit het vinden is van iets onverwachts en bruikbaars terwijl je op zoek bent naar iets totaal anders.

31738-I-Like-It-When-Good-Unexpected-Things-Happen

Tja… En het leverde ons penicilline op, cornflakes, teflon, cellofaan, de magnetron, Amerika werd er door ontdekt, Brazilië. Andre Geim heeft er grafeem mee ontdekt en daar een onlangs een nobelprijs voor gekregen. Het leverde ons medicijnen op tegen depressiviteit en kanker.

Dat was niet het gevolg van maar wat aanrotzooien in ongebreidelde vrijheid. Meestal was dat het gevolg van zeer gericht zoeken en niet dusdanig te focussen dat de het onverwachte en mogelijk bruikbare aan de kant geschoven werd.

Het zou volgens mij prima zo kunnen zijn dat cursisten heel gericht op zoek zijn naar iets totaal anders (passend bij de opleiding, meetbaar, controleerbaar, niks ongebreidelde vrijheid) en daarbij (serendipiteit) onverwachte en bruikbare dingen vinden. Ik denk dat die onverwachte en bruikbare dingen kunnen zorgen voor verbanden, inzicht, overzicht en een dieper begrip van hun vak.

De OESO zegt dat in de huidige economie kennis een steeds grotere rol speelt en dat de toegang tot informatie steeds goedkoper en toegankelijker wordt. Daarbij wordt het van steeds groter belang dat werknemers informatie kunnen zoeken, selecteren op bruikbaarheid, patronen kunnen herkennen in informatie, informatie kunnen decoderen en interpreteren.

In feite was dat altijd de taak van docenten en lesmethodes.

Het op zoek zijn van cursisten is het deel van serendipiteit wat op zijn minst noodzakelijk wordt. Het vinden van onverwachte en bruikbare dingen en het vermogen hebben om dat ook te gebruiken kan weleens de crux worden. Wellicht is dat het verschil tussen een redelijke vakman en een uitstekende vakman.

Lees meer

Leren schaatsen

vrijdag 31 december 2010

Nee, we geven geen schaatscursussen. Dit is een verzoeknummer. Francine Hendriks van www.zinspraak.nl vroeg me in een twitterbericht dit blogje te schrijven. Ze twitterde:

“Uitkijkend op een bevroren haven waar kinderen met vallen en opstaan leren schaatsen denk ik: Als Jan Deutekom nu eens in ‘n blog uitlegt hoe het zit met leren schaatsen volgens fc-sprint². Kunnen we er straks allemaal over meepraten.”

Nou, bij deze.

Ik zal ook steeds proberen uit te leggen waarom.

Situatie: cursist en docent.

1. Docent zegt tegen cursist: “Ik weet zeker dat je om 4 uur vanmiddag mij kunt laten zien dat je perfect rechtuit kunt schaatsen en dat je een bochtje kunt maken.”

De hoge verwachting. Onderzoek wijst eigenlijk altijd uit dat hoge verwachtingen van docenten zorgen voor meer presteren door cursisten. Het is hierbij van groot belang een cursist verteld wordt wat hij moet kunnen en niet wat hij moet doen. Dat maakt de cursist verantwoordelijk. Als we een cursist vertellen wat hij moet doen dan is de kans groot dat we vervolgens gaan controleren of hij wel doet wat we van hem gevraagd hebben. En vertellen wat hij moet doen maakt de docent verantwoordelijk.

2. De cursist gaat aan de slag. Hij heeft beschikking over bronnen. Dat zijn andere schaatsers (die verder zijn dan hij) die hij kan gebruiken als bron, er staat een stoel die hij kan gebruiken en ik heb even wat andere bronnen verzameld. De cursist kan dit gebruiken maar het hoeft niet. We hebben tenslotte tegen de cursist gezegd wat hij wanneer moet kunnen en we zeggen hem niet wat hij moet doen.

De hoge verwachting is al goed voor het zelfvertrouwen en de motivatie van de cursist. Vertrouwen van een expert in je mogelijkheden is van groot belang voor leren en optimisme ook. Voor motivatie is het ook van groot belang dat er een zekere mate van autonomie is en dat een cursist het gevoel heeft ergens steeds beter in te worden (zie bijvoorbeeld Daniel Pink). De cursist moet letterlijk ruimte hebben om te bewegen en zelf keuzes en afwegingen te maken. Als we hem precies vertellen wat hij moet doen dan verhoogt dat de motivatie niet.

Bovendien is er bij Sprint² altijd een extra doel. We willen dat een cursist actief is, meedenkt, autonomer wordt bij het leren en leert gebruik te maken van de “bronnen” die hij tot zijn beschikking heeft. We willen dat een cursist veel autonomer leert leren.

De docent is hier zoveel mogelijk de laatste bron. Bij een vraag naar de docent kijkt de docent of een van de medecursisten de vraag kan beantwoorden en of hij andere bronnen kan gebruiken. We vragen daarbij niet iemand anders die al wat verder is te helpen maar we vragen de cursist om op die andere cursist af te stappen met zijn vraag.

Ondertussen kijkt de docent naar dit proces. Wat gebruikt de cursist, gebruikt hij bronnen of prutst hij in zijn eentje. Waar kan hij zijn leren verbeteren. Is hij bewust op zoek naar de beste bron. Kijkt hij wie goed is in rechte eindjes en gaat hij daar informatie tanken of zoekt hij de eerste de beste op die in de buurt is. In principe grijpt de docent niet in. Dat zou op de korte termijn het leren wel op weg helpen maar knabbelt aan de verantwoordelijkheid en aan de autonomie van de cursist. En zorgt op de lange termijn voor afhankelijkheid van de docent.

Ik zie op het meer voor mijn huis eigenlijk steeds 2 vormen. Of een kind wat in zijn eentje doorprutst of een klassieke docent die precies vertelt wat het kind moet doen. Ik zie zelden een kind wat even in zijn eentje doorprutst en dan met een gerichte vraag komt naar iemand die het al kan. Ik zie zelden een kind dat actief en bewust gebruik maakt van de bronnen die hij tot zijn beschikking heeft.

3. Het is 4 uur en de cursist laat zien wat hij kan.

Ik denk dat mijn eerste verwachting heel hoog was. De kans is dus groot dat de cursist die verwachting niet helemaal haalt en eigenlijk is dat ook niet de bedoeling. Als ik de lat op een haalbare hoogte leg (een goede inschatting maak van wat de mogelijkheden van de cursist) zeg 1.40 en hij haalt het dan is dat mooi. Als ik de lat op 1.80 leg en hij springt 1.70 dan is dat nog veel mooier. En ik moet zeggen dat ik nog regelmatig verbijsterd ben over wat cursisten presteren als ik die lat hoog leg. Het gebeurt regelmatig dat ze over die 1.80 heen springen terwijl ik dat vooraf voor onmogelijk hield. Ik ben ook nog regelmatig verrast als ik zie hoe effectief cursiten gaan leren als ze autonomie krijgen en wat ze dan gaan doen om zichzelf te trainen.

“Het grootste gevaar voor de meesten van ons is niet dat ons doel te hoog is en we het niet halen maar dat het te laag is en we het halen.” (Michelangelo)

Het is dan wel van groot belang dat we beginnen met vieren. Dat we eerst alles benoemen wat goed ging. En uit wat de cursist laat zien halen we een nieuwe verwachting voor de volgende keer. Dus: “Die rechte eindjes waren geweldig. Ontzettend goed hoor. Ik kan wel zien dat je daar heel hard op gewerkt heb. (benadruk dat harde werken en zeg vooral niet dat iemand talent heeft! Zie Carol Dweck hieronder). Je moet voor de volgende keer wel letten op je afzet. Je maakt de slag niet helemaal af. Ik weet zeker dat je dat morgenmiddag om 4 uur wel kunt. Als je nou morgen verder gaat werken aan je afzet en je bochten moet je niet te lang in je eentje doorprutsen. Als je merkt dat je vastloopt en niet verder komt vraag Sjoerd dan even. Die kan het bijna perfect.”

Het vieren, het benoemen van alles wat goed ging is van groot belang voor de motivatie. Een cursist raakt gemotiveerd of blijft gemotiveerd als hij het gevoel heeft ergens steeds beter in te worden.

 

Lees meer

“Ik heb in anderhalve week hier meer geleerd dan in 10 weken op de opleiding!”

zaterdag 27 november 2010

Het clubje DTP’ers loopt anderhalve week stage bij ons. Naast de DTP’ers hebben we nog andere cursisten die stage lopen. Richard en Jantsje lopen al wat langer mee en Sikke liep vorig jaar al stage bij ons en er omheen lopen nog wat cursisten rond die vroeger stage bij ons gelopen hebben. Christian is er bijna dagelijks, Rob werkt er regelmatig. Ze komen naar het leerbedrijf omdat ze het een prettige werkplek vinden en ze het gevoel hebben dat ze hier door kunnen werken.

Het is donderdagmiddag. De afsluiting van de dag. Zoals altijd is de centrale vraag of ze wat geleerd hebben. Nu gaat het niet om deze dag maar over de anderhalve week die ze hier nu rondbrengen. Een van de cursisten zegt dat hij hier in anderhalve week meer geleerd heeft dan in 10 weken op de opleiding. De rest is het hartgrondig met hem eens. Iemand zegt iets over de duidelijke structuur en de begeleiding. Ik hoor een ander zeggen dat ze hier uitgedaagd worden.

Het ligt niet echt aan de docenten van hun opleiding. Ik ken ze. Bevlogen docenten die hard werken en van alles organiseren om deze cursisten goed onderwijs te bieden. En toch hebben cursisten in ieder geval het gevoel dat ze bij ons veel meer leren.

Docenten van de opleiding zeggen me vaak dat het voor ons wel erg makkelijk is. 2 docenten op iets van 14 cursisten. Zo kunnen zij het ook. Als het inderdaad zo is dat ze bij ons in 1,5 week meer leren dan in 10 weken op de opleiding dan kan dat waarschijnlijk ook wel uit. Bovendien zouden we het ook wel met 20 cursisten kunnen. Of 25. Het is dat we niet zoveel werkplekken hebben.

Als je iets nauwkeuriger kijkt zie je trouwens dat wij niet zo heel erg druk zijn met het begeleiden van cursisten. We zijn gewoon aan het werk. We runnen een leerbedrijfje, bouwen en onderhouden een stuk of 12 elektronische leeromgevingen, ontwerpen programma’s en houden een server in de lucht met 2 leeromgevingen voor klanten van buiten. We zijn zelfs regelmatig weg. Afspraken bij andere units, overleggen, vergaderingen.

We geven ook geen workshops of lessen. Sterker nog, we geven nauwelijks uitleg. Al is er laatst wel een workshopje gegeven. Cursist Richard kreeg zoveel vragen over Action Script dat hij spontaan een beamertje regelde en een groepje cursisten uitleg ging geven over Action Script.

Het mag soms wat chaotisch en ongestructureerd lijken maar cursisten roemen de duidelijkheid en de structuur. En hoewel ze in feite nauwelijks begeleiding krijgen denken ze dat ze uitstekend begeleid worden.

De DTP’ers zijn nu twee weken binnen. En in die twee weken zijn ze met een totaal andere omgeving geconfronteerd dan ze gewend zijn in de opleiding. De structuur is heel eenvoudig. Ze zijn om 9 uur binnen en om 4 uur kunnen ze naar huis. Om half 4 trekt Niels (een van de cursisten) aan de bel omdat dan de nabespreking plaatsvindt. Cursisten bepalen zelf wanneer ze pauze nemen en in die eerste twee weken is er een grote vrijheid om te bepalen waar ze mee aan de slag gaan. Sommige cursisten zijn met opdrachten bezig geweest. Onze website die gebouwd is in Flash wordt omgebouwd in CSS door Joshi. Jantsje is bezig een website te bouwen met Joomla. Richard bouwt aan een IPad app en er zijn hier en daar wat grafische opdrachten geweest, er is gewerkt aan rekenprogramma’s en Niels en Richard bouwen aan een nieuw inlogsysteem.

Ze hebben de beschikking over een digitale leeromgeving vol met links naar tutorials op internet over allerlei programma’s. Over Flash, Photoshop, InDesign, Illustrator etc. Ze mogen filmpjes kijken, naar muziek luisteren en MSNnen. Er is nauwelijks controle op wat ze doen. Hooguit valt de opmerking dat ze nu weer even moeten doen alsof ze aan het werk zijn. Het is wel de bedoeling dat ze wat leren. Dat staat dan ook altijd centraal bij de nabespreking. Iemand die zegt dat ie niet zoveel geleerd heeft krijgt onmiddellijk de vraag waarom hij dan niks geleerd heeft. En wat hij morgen gaat doen om te zorgen dat hij wel wat leert. Of we geven ze een specifieke opdracht zodat er wel geleerd wordt.

Omdat ze moeten leren, vragen we ze continue dingen te doen die ze nog niet kunnen. We geven in de nabespreking aan dat het goed is dat ze ergens vastlopen. Vervolgens moeten ze even doorprutsen en er eerst zelf uit zien te komen en dan moeten ze op zoek naar een bron. In het begin komen veel van de vragen nog bij ons terecht. Meestal zeggen we dan dat ze even naar Richard moeten omdat hij hier ook al mee bezig is geweest, of naar Chris of Jantsje, of naar hun klasgenoten Joshi of Robin. Of dat ze die ene tutorial kunnen gaan doen. We zijn voor de cursisten de laatste bron. Voor als er geen andere bron is.

Door de nabespreking weten cursisten ook al heel snel waar iedereen mee bezig is. En al in de eerste week gaan ze op elkaar afstappen als ze vastlopen. Of ze hebben gezien wat hun collega’s aan het maken zijn en ze willen dat ook.

Als het MSNnen en het filmpjes kijken de spuigaten uitloopt dan is er in de nabespreking een gesprek over het vinden van de balans. Je kunt best even een filmpje kijken of MSNnen maar er moet wel een zekere balans zijn. En het mag er niet toe leiden dat je ’s middags gaat zeggen dat je niets geleerd hebt. We willen uiteindelijk bereiken dat deze cursisten met alle vrijheid en ruimte leren omgaan. We zijn er van overtuigd dat je dat niet bereikt door ze dingen te verbieden. Hier moeten ze leren om op hun eigen energie te draaien in plaats van op de energie van docenten. Hier moeten ze zich zelf wel sturen.

Die nabespreking is erg belangrijk. Maar ook dat het leerbedrijfje een honk is. Hier horen ze thuis. Hier kennen ze de andere cursisten en die komen ze ook dagelijks tegen. Hier is altijd iemand die je kan helpen, ook al zijn dat meestal geen docenten.

Raar. Ik moet plotseling aan de televisieserie Cheers denken… Where everybody knows your name… and they’re always glad you came…

cheers-12

Lees meer

En? Wat geleerd vandaag?

donderdag 25 november 2010

Volgens mij is deze vraag de belangrijkste vraag die we in het onderwijs kunnen stellen. Hier gaat het om. Dit is waar onderwijs voor bedoeld is.

Wij vragen dit elke dag aan de cursisten die in ons leerbedrijfje stage lopen. Dit is de veiligheidsklep. Aan het antwoord kunnen we zien of wat we aanbieden en hoe we het onderwijs georganiseerd hebben ook effect heeft.

Het effect van de vraag op cursisten is op zich is al interessant. De cursisten gaan door de vraag beter letten op wat ze aanleren en waar ze niets van leren. En door de vraag elke dag te stellen kan ook snel bijgestuurd worden als een cursist aangeeft dat hij die dag niets geleerd heeft.

Dat betekent niet dat het antwoord van de cursist altijd klopt. Soms zegt een cursist dat hij niets geleerd heeft en dan kunnen we hem wijzen op wat hij nog niet kon en wat hij nu wel kan. Meestal klopt het antwoord trouwens wel. Cursisten kunnen vaak heel goed aangeven wat ze geleerd hebben of dat ze juist helemaal niets geleerd hebben.

Je zou denken dat deze essentiële vraag door elke docent elke dag gesteld wordt aan zijn cursisten. Dat is niet zo. Deze vraag wordt zelden gesteld in het onderwijs. En dat is op zijn minst merkwaardig.

Ik heb wel een vermoeden waarom we deze vraag niet stellen. Onderwijs zit namelijk in veel gevallen zo georganiseerd dat deze vraag stellen de organisatie van ons onderwijs uiteindelijk onderuithaalt.

In het onderwijs wordt door de docenten een aanbod gerealiseerd. Hoe dat er in de praktijk ook uitziet. Er lijkt daarbij een soort stilzwijgende en onbewuste redenatie te ontstaan. Wij zorgen er als docenten voor dat we alles aanbieden wat cursisten nodig hebben voor het diploma. Vervolgens is het aan de cursisten om dat op te nemen en te verwerken. Als dat niet het gewenste effect heeft dan ligt dat aan de cursisten. Wij hebben er tenslotte alles aan gedaan.

Als wat we aanbieden niet het gewenste effect heeft dan vinden we in cursisten allerlei factoren waardoor dat niet lukt. Er is een groot scala aan “afwijkingen” en “problematieken” die kunnen verklaren waarom wat wij aanbieden niet het gewenste effect heeft. Of we kunnen kijken naar de intake. Deze cursisten moeten er bij de intake natuurlijk uitgevist worden.

Tja..

40% van de MBO cursisten verveelt zich. 20% van de MBO cursisten valt uiteindelijk uit.

De taak van docenten is uiteindelijk er voor zorgen dat cursisten leren. En als blijkt dat onze cursisten er te weinig van leren zullen we stevig onder ogen moeten zien of wat we aanbieden wel voldoet.

Onderwijs verbeteren? Stel deze vraag. Elke dag.

Lees meer

Analfabeten en computers

zaterdag 4 september 2010

JD3_8578

Ellis Delken en Emmeke Boot hebben onlangs aan alfa-docenten een workshop gegeven over FC-Sprint². In de workshop hebben ze het computermateriaal laten zien wat we voor analfabeten hebben gebouwd. Eerste opmerking: analfabeten op de computer? Dat kan helemaal niet!

Ik word altijd wat kribbig als ik een docent over cursisten hoor zeggen dat ze iets niet kunnen. In de eerste plaats omdat het niet hoort bij het vak van een docent. We zijn er niet voor om al vooraf te bedenken wat cursisten niet zouden kunnen. We zijn er voor om met cursisten grenzen op te zoeken en die te slechten.

Ik weet ook wat meestal het effect is van zo’n constatering. Als een docent denkt dat een cursist iets niet kan is de kans ook heel groot dat dat uit gaat komen.

Maar zou de constatering kunnen kloppen? Zouden analfabeten niet kunnen werken met computers?

Een jaar of 12 geleden gaf ik elke week een paar uur les aan een Nederlandse analfabeet. Hij woonde in een dorpje bij Drachten. Tijdens een van de lessen vertelde hij me dat hij met de auto naar de Zwarte Markt in Beverwijk was geweest. En ik vroeg hem hoe hij daar dan kwam. Hij kon geen borden lezen en dit was nog in het pre-TOM TOM tijdperk.

Hij vertelde dat hij een keer met iemand meegereden was naar de Zwarte Markt en dat hij daarna wist hoe hij moest rijden. Zou je zo iemand kunnen leren een computer aan te zetten, internet op te gaan en in te loggen in een e-learning omgeving? Ik dacht het wel.

Toen wij in alfa groepen begonnen met FC-Sprint² dachten docenten aanvankelijk ook dat het werken met computers voor analfabeten te hoog gegrepen was. Toch zijn we het gaan doen. In het begin hoorde ik met grote regelmaat hoeveel moeite het cursisten kostte om te leren in te loggen. Maar ze leerden het. En na verloop van tijd hoorde ik het verhaal van een Marokkaanse cursiste die tegen haar zoon had gezegd dat ze elke avond een uur op zijn computer wilde werken. Daarmee wil ik niet zeggen dat het voor analfabete cursisten geen problemen meer geeft om in te loggen. Het is voor een analfabete cursist helemaal niet eenvoudig om in te loggen. Het is voor een analfabete cursist ook helemaal niet eenvoudig om te leren lezen en schrijven. En toch kan het.

Maar waarom zouden analfabeten met een computer moeten werken om te leren lezen en schrijven?

Een docente vertelde me over een mevrouw waarvan ze wist dat ze niet zou leren lezen en schrijven. Ze had haar al een keer of 7 tijdens een les verteld hoe je de ‘b’ moest uitspreken en nog wist ze het niet. En de docente moest natuurlijk ook door met de rest van de groep. Ze kon niet doorgaan met de ‘b’ en deze ene cursist. Inderdaad. Deze cursiste zou in deze groep met deze docente niet leren lezen en schrijven.

Dat is de tragiek van het lesgeven. Een docent zal zich richten op de middengroep. Voor langzame cursisten is dat tempo te snel en de kans is dus groot dat zij afhaken. Voor snelle cursisten is dat tempo te langzaam en zij zullen zich gaan vervelen.

Een computer met programma’s als deze zouden deze mevrouw echt kans geven om de letters te leren. Daardoor zou ze niet langer afhankelijk zijn van de docente en haar beperkte tijd. Het zou haar de mogelijkheid geven om 100 keer te horen hoe de ‘b’ klinkt.

Analfabeten kunnen niet met computers werken. Dat zal in veel gevallen kloppen. Ze kunnen ook niet lezen en schrijven. Shakespeare kon ook ooit niet lezen en schrijven. Cruyff kon ooit niet voetballen. Einstein kon ooit niet rekenen.

Maar goed nieuws… We kunnen het wel leren.

In Dokkum ooit aan een Nederlandse analfabeet gevraagd waarom hij wilde leren schrijven. Ik kreeg een geweldig antwoord. Dan kon hij beter googlen…

Ik word trouwens ook kribbig als leidinggevenden zeggen dat een personeelslid iets niet kan…

Lees meer